Teylermuseum en Cruquius (6 mei 2015)
Water en verf
De eerste keer dat ik een schilderij van Weissenbruch zag, was ik een jaar of veertien.
In een donkere zaal in het teylersmuseum, volgehangen met grote sombere doeken, lichtte een schilderijtje op dat daar wat ontheemd aan de muur hing. Rechts, iets uit het midden van de afbeelding, stond een huis in een waaier van lichtgroene tinten. Ik herinner me dat het me toen al opviel dat de wat verwaarloosde okergele deur in het midden, samen met de vensters in dezelfde kleur, fraai met de kleuren van het huis contrasteerden.
In Haarlem beleefde ik opnieuw in gedachten de ervaring van destijds dat de zon van binnenuit door de afbeelding heen leek te stralen. De zinderende hitte die van het met licht overgoten schilderijtje afstraalde was bijna voelbaar. Nu ik het beeld samen met de ervaring van ruim vijftig jaar terug weer voor me zag, probeerde ik zonder succes een onbelangrijk detail terug te halen: had de deur nu een stukje open gestaan of was ze gesloten. Ook de precieze plaats van de boom die ergens in de ruimte had gestaan kon ik me niet meer voor de geest halen. Wel wist ik nog dat ik het ongepast vond dat een weelderige maar afschuwelijke goudkleurige lijst een zinloze concurrentie moest aangaan met een heldere, ingetogen afbeelding. Aan de onderkant van die lijst zag ik in het zwarte beverige schuinschrift de naam J.H. Weissenbruch weer opdoemen; de schilder die me vanaf dat moment altijd is blijven intrigeren. Tentoonstellingen over de Haagsche School bezocht ik nadien vooral om meer werk van hem te zien. Bijna altijd pikte ik het werk van Weissenbruch er moeiteloos tussen uit.

In het Teylermuseum blijven de herinneringen in vlagen aan me voorbij trekken. Als ik voor de tentoongestelde aquarellen van Weissenbruch sta meen ik te weten dat ik mijn eerste in de schilderijengalerij van het Panorama Mesdag heb gezien die me, qua sfeer doet denken aan het Teylersmuseum. De tijd heeft hier, in het oudste museum van Nederland stilgestaan. Onveranderd staan de instrumenten die ooit ten behoeve van de wetenschap zijn aangeschaft, in kasten achter glas opgesteld en ze maken als één geheel deel uit van het architectonische hoogstandje, de ovale zaal.
In de nieuwbouw waar de tentoonstelling De aquarel is ingericht, probeer ik er achter te komen of ik destijds een aquarel of een olieverf schilderij van Weissenbruch heb gezien. Als ik voor zijn weidelandschap met koeien sta, weet ik dat het een aquarel moet zijn geweest. In dit oerHollandse landschap speelt de zon geen enkele rol, de dreigende wolkenpartijen wijzen op regen. De groene weides lijken het vermogen om nog druppel water op te kunnen nemen, bijna te hebben opgegeven. De drie afgebeelde koeien hebben zich hierbij neergelegd.

De gids die ons rondleidt wijst bij het schilderij Dorpsgezicht met ophaalbrug, op een op fout linksboven. Hier heeft de schilder met een witte wolk geprobeerd een correctie aan te brengen. Hij had moeten weten dat dit bij een aquarel onmogelijk is. Het zij hem vergeven. Als we verder lopen zie ik al op afstand een kleurige aquarel met veel kinderen die plezier hebben. Als eerste komt als maker de Belgische kunstenaar Ensor bij me op. Maar dat is niet mogelijk. De tentoonstelling gaat volgens de ondertitel over de mooiste Nederlandse aquarellen uit de 19de eeuw. Het klopt, ik zat er naast, het werk Hartjesdag blijkt van de fameuze schilder Breitner te zijn.
Bij mij behoort Breitner -net als Weissenbruch- tot de categorie schilders die je uit velen herkent. Is de
laatste vooral bekend door zijn aquarellen, Breitner is dat door zijn olieverven. Ik ken Breitner van zijn prachtige sfeervolle Amsterdamse stadsschilderingen. Ze tonen zonder opsmuk de kale werkelijkheid in veelal donker getinte kleuren. Aan het eind van de 19e eeuw legde Breitner de beweging van een stad met behulp van foto’s vast. Of hij dat ook in 1897 heeft gedaan voor de aquarel Hartjesdag, is onwaarschijnlijk. Van zijn hand is deze kleurige aquarel een even onverwachte als aangename verrassing.
En dan sta je ineens voor het werk Devotie, van Josep Tapiró Baró (1836-1913).
Het is noch Nederlandse kunstenaar, noch een Nederlandse aquarel. Maar hij mag er zijn. Ik had de ongelofelijke techniek om met waterverf zo verfijnd te kunnen schilderen eerder gezien in het werk van de in Nederland opgegroeide Lourens Alma Tadema (1836-1912), een aquarellist die ik in de Haarlemse tentoonstelling node miste.
Mijn eerste kennismaking met hem dateert uit de twee helft van de jaren zeventig van de vorige eeuw. Ik kreeg toen een boekje in handen dat vol stond met afbeeldingen uit zijn oeuvre dat met name het rijke decadente Griekse (en Romeinse) leven liet zien. In de Nederlandse musea is hij niet erg aanwezig. Pas in 1996 kreeg ik in het van Gogh museum de kans om uitgebreid kennis te maken met zijn werk. Evenals Weissenbruch is hij een oude liefde en ik had na zoveel jaren de hoop gevestigd tijdens deze tentoonstelling weer eens een werk van zijn hand tegen te komen.
Gemaal de Cruquius
Een jaar voordat Weissenbruch zijn studie bij de Rijksacademie afsloot, had het Cruquiusgemaal al meer dan 82 miljard liter water uit de Haarlemmermeer gepompt. Ik denk niet dat de schilder dat getal in gedachten had toen hij omstreeks 1890, het zojuist beschreven weidelandschap met koeien schilderde. Het Haarlemmermeer was toen al 35 jaar van een plas water tot de gemeente Haarlemmermeer omgetoverd.
Vanuit het centrum in Haarlem is het met onze bus niet meer dan een kwartier rijden naar één van de belangrijkste industriële monumenten van Nederland het Gemaal de Cruquius. Het is een indrukwekkend gezicht als speciaal voor bezoekers de grootste en best bewaarde stoommachine ter wereld in werking wordt gezet. De machine drijft acht armen aan van elk 10.000 kilo. Met elke slag kon de machine maar liefst 64.000 liter water omhoog drukken dat door de sluizen aan weerskanten van het ketelhuis de ringvaart instroomde.
In de tentoonstellingsruimte is het waterhuishouden van Nederland in een maquette uitgebeeld. Verschillende scenario’s worden daar met hoog- en laag water, stormvloed en ander onheil, beeldend zichtbaar gemaakt. Voor mij was het een geruststellende gedachte dat we in Zutphen, zelfs onder de meest dreigende omstandigheden toch nog droge voeten houden.
Reageren?Foto’s Els Visser