Naamloos
Eendjes 1958 Bart van der Leck (1876-1958)

Als mijn geheugen me niet in de steek laat moet het meer dan vijftig jaar geleden zijn dat ik in het kielzog van mijn oma door de zalen van een museum liep. Hoewel zij over veel kwaliteiten beschikte, ontbrak bij haar elk gevoel voor de moderne kunsten ´Dat kan mijn kleine zusje ook,´ liet ze zich al bij het eerste schilderij dat ze zag, ontvallen.
Haar kwalificaties, waarvan ze er meerdere paraat had, ergerden me. Zo jong als ik was, wist ik dat het weinig zin had om hierover met mijn oma in discussie te gaan, dus bleef ik wat langer bij de schilderijen, zodat zij wat dichter in de buurt kwam van mijn vader die de schilderijen stap voor stap zuchtend aan zich voorbij liet gaan. Ik hoopte dat de negatieve opwinding hen op een vanzelfsprekende manier naar het gat van de volgende zaal zou brengen zonder dat ze zich nog om mij bekommerden. Dat lukte.

Tevreden liep ik in de lege zaal door naar het volgende schilderij waarvan de afbeelding was opgebouwd uit gekleurde geometrische figuurtjes. Ik moest goed kijken naar wat ik zag. De vormpjes verdeeld over een wit/grijze achtergrond gaven aan wat het moest uitbeelden. Ik nam wat afstand. ´Het is eend,´ riep ik zo hard dat ik er zelf van schrok.

Zo werkt het dus, dacht ik, je tekent eerst een eend zoals die er behoort uit te zien, daarna vlak je de lijnen uit die er niet toe doen om toch te zien dat het een eend is. Ik ging meteen op zoek naar mijn oma. ‘Kom eens kijken,’ zei ik terwijl ik haar aan haar arm mee trok. Met mijn rug voor het bordje waarop de titel stond vermeld, stelde ik haar de vraag: ‘Weet u wat dit voorstelt.’

Ongeïnteresseerd haalde ze haar schouders op. Ze kwam niet verder dan: ‘een streepje met paar gekleurde figuurtjes.’

‘Het zijn eendjes,’ zei ik misschien iets te eigenwijs naar haar zin.

‘Eendjes,’ schimpte ze en ze liep geïrriteerd over zoveel domheid bij me vandaan. In verwarring liet ze me achter omdat ik de overgang naar abstractie als een opzienbarende ontdekking had beleefd.

Man
De lopende man II Giacometti (1901-1966)

De lopende man II behoort al vele jaren tot de vaste collectie van het Kröller Müller museum. Bij mijn laatste bezoek riep dit beeld wederom de vraag op; waar gaat hij heen? Ik had al eerder ontdekt dat de stand van zijn hoofd, zonder dat er sprake is van een gezichtsuitdrukking, samen met zijn licht voorovergebogen houding je doet geloven dat hij onderweg is. Hiermee heeft Giacometti de lopende man teruggebracht tot de uiterste abstractie van een gestolde stap.

Toen ik dit overdacht, liep er een jongeman recht op het beeld af. Onwillekeurig vergeleek ik zijn gang met het stilstaande beeld. De stap die de man zette kwam in de verste verte niet overeen met de stap van het beeld. De werkelijkheid werd ingehaald door het bronzen beeld, want daar zag ik echte de stap van een lopende man en niet de stap van degene die inmiddels al op weg was naar het volgende kunstwerk.

Is dit de essentie van kunst? vroeg ik me af en ik haalde de herinnering van de geabstraheerde eendjes weer naar boven. Ook daar raakte de schilder de essentie, maar niemand kan beweren dat zijn abstractie de werkelijkheid van eenden uitbeeldde. Ik werd me er van bewust dat Giagometti aan dit beeld die extra dimensie had toegevoegd. In het museum overviel me vijftig jaar later hetzelfde gevoel dat ik een ontdekking had gedaan.

 

Paul Woerlee